Israël Barend Rubens

Nijmegen, Klaas Bouwer

In januari 1935 startte Israël Barend Rubens de exploitatie van Mariënboom. Hij heeft veruit de langste tijd (vierentwintig jaar) van alle voorgaande hoteliers het etablissement, eerst als huurder en vanaf 1939 als eigenaar, gedreven.[i]

Israël Barend Rubens werd geboren op 19 februari 1898 in Amsterdam en overleed in Nijmegen op 26 september 1959. Hij was het oudste kind van Abraham Rubens (Amsterdam 1864 – Nijmegen 1919) en Elisabeth van Loen (Amsterdam 1863 – Nijmegen 1930). De Amsterdamse familie Rubens had het in de handel in granen en laken tot grote welstand gebracht, op eerste stand wonend aan de Keizersgracht 66.

Israël Barend Rubens trouwde op 4 november 1919 in het gemeentehuis van Woensel met Antonia Josephina Francisca Decates, geboren in 1898 in Hatert. Zij was rooms-katholiek en ‘van mindere familie’, hij behoorde tot de grote groep Joden met de achternaam Rubens die over heel ons land verspreid waren. Het gemengde huwelijk veroorzaakte veel weerstand in de streng Joodse familie van Rubens en kon alleen tot stand komen als de bruidegom zijn voornaam veranderde: ‘Israël’ werd eerste ‘Isidoor’ en uiteindelijk ‘Theodoor’ (Theo). Voor de duidelijkheid zal ik die voornaam verder ook gebruiken.[ii]

De vader van Theo Rubens, Abraham Rubens, leed aan epilepsie en zijn familie achtte hem daarom niet in staat om zelf een goed inkomen te verwerven. Door hem uit te kopen uit het familiebedrijf kon hij een levenslange toelage krijgen. Hij vestigde zich als muziekonderwijzer in 1908 met zijn gezin in Nijmegen, eerst aan de Spoorbrugstraat (een straat in het verlengde van de Nieuwe Marktstraaat), vervolgens aan de Nieuwe Marktstraat (waar zoon Theo werd geboren) en de Hertogstraat, en ten slotte kocht hij een mooi huis aan de Stokkumstraat 8a. Dit huis is bij het bombardement van Nijmegen in 1944 verwoest. Abraham was een veelzijdig man. Hij gaf pianolessen en privélessen Frans, en schreef een kinderboek met de titel ‘Willem de Bedelaar’. In de familie waren meer musici. Abraham Rubens overleed in Nijmegen in 1919, zijn vrouw in 1930.[iii]

Theo Rubens werd opgeleid tot kok, waarbij hij onder meer in het Amsterdamse Amstel Hotel en Hotel Polen ervaring opdeed. Daarna werd hij ober in Eindhoven, waar hij zijn vrouw Antonia (Toos) Decates leerde kennen, en vervolgens kok in een restaurant in Den Bosch. Omdat hij als socialist – hij werd al vroeg lid van de SDAP – weigerde de mis te bezoeken, kreeg hij daar ontslag. Theo, Toos en hun kinderen Beppie, Wiesje en Barend verhuisden in 1935 naar Nijmegen waar hotel-restaurant Marïenboom werd gepacht.[iv] 

Theo Rubens ging voortvarend aan de slag in Mariënboom. Hij was niet onbemiddeld en kon daarom de inrichting van het hotel laten vernieuwen en de speeltuin opknappen. Op het terrein stonden ook hokken met diverse dieren, waaraan hij als grote attractie ook twee Canadese wasbeertjes toevoegde. Die kozen echter binnen een maand de vrijheid, waarna een zoektocht met speurhonden in gang werd gezet.

Na ruim een maand vond men de dieren terug in het landgoed Watermeerwijk van Den Breejen van den Bout.[v]

Hotelbaas Rubens verzocht het gemeentebestuur in 1935 om een aanwijsbord te mogen plaatsen aan de Mariënboomscheweg ‘tegenover het pas aangelegde bloemenpark in het Mariënbosch’. De Mariënboomscheweg is het onverharde bospad tegenover Mariënboom, tussen de Groesbeekseweg en de Luciaweg.[vi] Deze bezienswaardigheid vermeldde hij ook in zijn advertenties.

Al eerder had exploitant Van Gastel het voor elkaar gekregen dat er een aanwijsbord ‘in ANWB-stijl’ aan de Groesbeekseweg geplaatst, ‘nodig omdat het hotel achter een bocht schuilgaat en zoodoende niet door het snelverkeer bij voorbaat wordt opgemerkt’.[vii]

In een interview met Marga van Schalkwijk in 2007 vertelde Eddy Rubens (1936-2010), de jongste zoon van Theo Rubens, over zijn herinneringen aan Mariënboom.  

Mariënboom was een gewilde locatie voor feesten en partijen.’De buurtverenigingen uit Nijmegen-Oost en het “Rode Dorp” (een wijk met rode dakpannen aan de Ubbergse Veldweg) kwamen bij ons feesten houden. Veel jongelui zijn met hotel Mariënboom opgegroeid. Het was de enige grote zaal in de buurt (…). Er was een prachtige serre waar mensen ’s middags een kopje thee kwamen drinken. Je trof er een vast groepje mensen altijd aan de leestafel. Er waren ook andere bezoekers, de hotelgasten. Die kwamen vaak ieder jaar terug (…). Onder het hotel was een grote zaal. Aanvankelijk lag daarin een rolschaatsbaan, later werd het een binnenmanege (…). We hadden vijftienhonderd vierkante meter tuin, met hokken met allerlei soorten dieren. Er stonden peren- en appelbomen, en er lag een vijver met een kinderbadje. In 1937 kostte een overnachting met ontbijt 2,25 gulden; dineren kon voor 1,25 gulden per couvert en volpension kostte in de winter drie gulden, in de zomer drieënhalve gulden per dag.[viii]

Als extra inkomstenbron exploiteerde Theo Rubens in de jaren 1939-1940 een gemeentelijke kiosk in Mariënbosch, die ter hoogte van de tegenwoordige speeltuin De Leemkuil stond. Daar verkocht hij allerlei versnaperingen en rookartikelen aan wandelaars en passanten.[ix] 

Pal achter het hotel-pension lag een veel gebruikte tennisbaan. De tennissers waren ook vaste klanten van Rubens. In 1934 was in de kelderverdieping van Mariënboom de binnenmanege geopend, geëxploiteerd door Jacob Rijks. Het was een goedverlichte baan van vierentwintig meter lang en twaalf meter breed, met dertig zitplaatsen voor het publiek. Ernaast lagen kleedkamers, een trap leidde naar het café-restaurant. Rijks gaf daar rijlessen voor anderhalve gulden per les en er was een wekelijkse rij-avond.[x]  

Doordat de jaarlijkse toelage die hij van zijn vader had geërfd omgezet werd in een uitkering ineens, kon Theo Rubens in januari 1939 van Van Oploo het hotel kopen. Niemand kon zich toen voorstellen dat hij enkele jaren daarna zijn hotel moest achterlaten aan de Duitse bezetters.[xi]

Een overdekt zwembad?

Theo Rubens zette zich in de jaren dertig samen met de vorige eigenaar Van Oploo en de Haarlemse architect Aaldrik Koster in om een overdekte zweminrichting en kunstijsbaan achter hotel Mariënboom tot stand te brengen. Het plan voor een overdekt zwembad dat ook als kunstijsbaan kon dienen, werd in 1934 bij de gemeente Nijmegen ingediend. Het ontwerp was van de Nijmeegse architect E. Cousin die in 1906 ook de ontwerper was van de grote basiliek van het devotiepark Heilig Landstichting.[xii]

Het gemeentebestuur had echter allerlei bezwaren. De financiële haalbaarheid van het plan werd betwijfeld en men stelde ook vragen die betrekking hadden op de zedelijkheidswetgeving. In september 1937 leed het plan schipbreuk in de gemeenteraad. Het bestuur van de naamloze vennootschap Overschie die voor dit doel was opgericht, diende in de zomer van 1938 een nieuw plan in, nu voor de aanleg van een kunstijsbaan van tachtig bij vierendertig meter dat op dezelfde plaats moest komen te liggen. Hiervoor had architect Charles Estourgie de tekeningen gemaakt. Dit plan vond wel instemming van de gemeente, en in november 1938 begon men met het grondwerk, maar dat lag al na twee maanden stil. Een jaar later werd het plan definitief afgeblazen. De risico’s voor een  succesvolle exploitatie bleken bij nader inzien toch te groot. Ook de onzekere politieke toestand kort voor het uitbreken van de wereldoorlog gaf wellicht de doorslag.[xiii]

Op 10 mei 1940, ’s middags rond vier uur, trokken Duitse legereenheden langs de Nijmeegsebaan en Groesbeekseweg Nijmegen binnen. Van de opgeblazen dikke bomen langs de d’Almarasweg en Nijmeegsebaan hadden ze maar weinig last. Hotel Mariënboom werd in mei 1942 in beslag genomen om te dienen als onderkomen voor de verpleegsters van het eveneens gevorderde klooster-internaat Mariënbosch dat als militair hospitaal werd ingericht. Herstellende officieren en soldaten bezochten Mariënboom om er thee te drinken of te eten. Dankzij de kookkunst van Theo Rubens, die vanaf april 1942 de Jodenster moest dragen, kwamen ze er graag. Hotel Mariënboom werd vanaf 1943 ook gebruikt als tijdelijk verblijf voor vrouwen en kinderen van NSB’ers en SS’ers waarvan de mannen aan het front vochten. Elke twee weken kwam een nieuwe groep aan die in Mariënboom en zijn bosrijke omgeving weer op verhaal moest komen. In villa De Westerhelling aan de Sophiaweg waren kinderen van de Duitsgezinde ouders ondergebracht en in huize Kerstendal in Berg en Dal logeerden vrouwen van ‘rustbehoevende kameraden’.[xiv] 

Desondanks besloot de beruchte Nijmeegse politiecommissaris Anton van Dijk dat de familie Rubens Mariënboom moest verlaten. Ze verhuisden naar een onteigende bovenwoning aan de Stieltjesstraat. Theo kende Van Dijk nog uit zijn jeugd in Eindhoven, waar ze een tijdlang in dezelfde straat hadden gewoond. Hij bleef wel koken in Mariënboom, maar mocht als ‘half Jood’ niet in het publieke gedeelte van het hotel komen. Om moeilijkheden met de bezetters te voorkomen, lieten Theo en Toos hun gemengde huwelijk, dat indertijd vanwege Theo’s socialistische principes niet voor de kerk was gesloten, alsnog in de kerk aan de Doddendaal sluiten.[xv]

In maart 1944 werd Theo Rubens bij een verraderlijke actie door collaborerende politieagenten gearresteerd. Ook andere gemengd gehuwde Nijmeegse mannen waren het doelwit. Een agent waarschuwde de mannen dat er een actie op til was en dat men moest vluchten. Wie daaraan gehoor gaf, werd door agenten die zich verdekt hadden opgesteld, gearresteerd. Allen werden daarna naar kamp Westerbork afgevoerd, het doorgangskamp voor transport naar de concentratiekampen. Theo kwam als niet ‘Volljude’ pas in tweede instantie voor transport naar de Duitse vernietigingskampen in aanmerking. Bovendien werd hij als kok te werk gesteld in de centrale keuken van het kamp. Vóór het zijn beurt van transport was, kwam de bevrijding van kamp Westerbork op 12 april 1945 door Canadese troepen.[xvi]

Veel familieleden van hem in het westen van ons land waren wel het slachtoffer geworden van de Duitse terreur en alleen al in Gelderland stierven 34 Joden met de achternaam Rubens in Poolse en Tsjechische vernietigingskampen. Van de 522 Joden die Nijmegen in 1941 telde, waren op 1 januari 1945 nog 70 in leven.[xvii]

Toen Theo Rubens en zijn gezin na de bevrijding naar Mariënboom terugkeerden, troffen zij het hotel en de naaste omgeving in desolate staat aan. Het interieur was zwaar beschadigd. Vooral de geallieerde soldaten die er in 1944-’45 waren ondergebracht hadden weinig heel gelaten. Ook hadden mensen uit de buurt, nadat de Duitsers waren verdwenen, spullen weggehaald. De tuin was verwoest, dierenhokken vernield en van de tennisbaan was weinig meer over doordat er legervoertuigen hadden gestaan. De commandowagen van het offensief Veritable stond in de voortuin opgesteld.[xviii]

Theo Rubens werd na zijn terugkomst uit Westerbork niet meer de energieke hotelier en kok, hij was vaak ziek en na zijn terugkeer stelden artsen longkanker bij hem vast.

Ondanks die beperking bracht hij Mariënboom weer een beetje in toonbare staat terug. Na veel gesoebat kon hij een kleine lening van de gemeente krijgen, maar die was lang niet toereikend om het hotel in oude luister te herstellen. Pas in 1948 kon Mariënboom weer open, maar het voldeed niet meer aan de normen van een goed hotel. In ons verarmde land konden maar weinig mensen zich een hotelvakantie veroorloven. Dat Mariënboom vanaf 1950 op rijkskosten gerepatrieerden uit Nederlands Oost-Indië ging huisvesten, was dan ook een welkome, doch tijdelijke bron van inkomsten. Een contract met een Deens toeristenbureau leverde ook wat op. 

Eind jaren vijftig ging de gezondheid van Theo Rubens steeds verder achteruit en er zat niets anders op dan het hotel te verkopen. De gemeente Nijmegen kocht het in september 1959 voor de vestiging van de post Bescherming Bevolking. Hoewel Theo de koopsom van 60 duizend gulden eigenlijk te laag vond, werd Mariënboom verkocht. De dag daarop stierf hij, eenenzestig jaar oud. Zijn vrouw Toos betrok een koophuis aan de Groesbeekseweg 117, waar zij op 5 juli 1960 is gestorven.[xix] 


[i] PGNC 6 juni 1935

ii GA, BS, akte 933; http://www.pondes.nl

iii  RAN, Bevolkingsregister 1890-1920, 1890, inv. nr. 33088; 1900, inv. nr. 33248; Van Schalkwijk 2007, 20; Essers, Stratenlijst Nijmegen; RAN, Adresboeken 1908-1920

[iv] Illya Jongeneel, in  www.noviomagus.nl en www.illya.nl/e-book

[v] PGNC 15 juni, 8 juli, 31 juli en 8 augustus 1935

[vi] Rob Essers, Stratenlijst gemeente Nijmegen

[vii] RAN, 713 Collectie Briefhoofden, inv. nr. 1303, 21 november 1928

[viii] Van Schalkwijk 2007, 11-13

[ix] RAN 713 Collectie briefhoofden, inv. nr. 1303, 4 juni 1935; PGNC 21 juli 1939

[x] PGNC 26 maart 1935, DG 16 november 1934

[xi] Bindende Band 1960, 7, nr. 5, 18

[xii] …………………………..

[xiii] …………………………….

[xiv] Barendsen et al, 2005, 114-115; www.illya.nl/e-book, 1.6 ; Geertsen en van der Mast 2007, 14; Bouwer 2014, 182-183

[xv] www.illya.nl/e-book 

[xvi] Zie noot 250, 1.7; Van Schalkwijk 2007, 17-20; over Van Dijk: www.wikipedia.nl

[xvii] GA, 0207 Register Burgerlijke Stand; Van Kessel 2005, 539

[xviii] Bindende Band.7, 1960, nr. 5, 19; Van Schalkwijk 2005, 16-17

[xix] Zie noot 250; Van Schalkwijk 2007, 22 

Terug naar ‘Wiesje”