Hooligans

Correspondentie tussen Illya Jongeneel en Griet Vandermassen

Op do 29 aug. 2019 om 10:37 schreef Griet Vandermassen griet.vandermassen@ugent.be:

Dag Illya,

Ik ben deze week columniste voor de avondeditie van De Standaard. Ik moet er nog aan beginnen voor vandaag, was op zoek naar een topic. Thema wordt nu zwembadterrorisme en de link met hooliganisme, en hoe dat werkt bij mannen. Misschien verwijs ik daarbij ook naar mijn gesprek met jou, dat weet ik nog niet. Mag ik dat doen? En mag ik daarbij jouw naam vermelden?

De column moet binnen tegen 15u. Het zal weer een race tegen de klok worden. Heb je tijd om hem dan na te lezen?

En nu ik verder denk: hooliganisme bestrijden op de manier waarop ze dat in Zwitserland willen doen (‘All you have to do is to enforce the law’: https://www.swissinfo.ch/eng/rowdy-fans-_swiss-justice-minister-urges-zero-tolerance-on-hooligans-/45177276) werkt niet, volgens jou. Je moet eerder inspelen op hun psychologie. Denk je dat dat ook geldt voor de groepjes Marokkanen die zwembaden en andere instituties terroriseren? En hoe doe je dat dan? Het zou goed zijn moest ik daar een bepaalde suggestie rond kunnen doen.

Groetjes,
Griet

———————————————-

Op 29/08/19 om 14:08 schreef Ruben Jongeneel:

Een lastig probleem omdat er gevraagd wordt om een snelle oplossing. Snel resultaat. De groep in het zwembad aanspreken/benaderen gaat waarschijnlijk niet werken. Het is een kwestie van preventie. Van lange adem dus. Natuurlijk kan je het gedrag bestraffen. De harde aanpak kiezen. En soms werkt die aanpak voor dat moment en op die plek. Maar de groep leert er alleen van dat ze op bepaalde plaatsen en bepaalde momenten op moeten passen. Net als de kat die na een bestraffing niet heeft geleerd dat hij/zij geen rosbief van de tafel mag stelen, maar begrijpt dat hij/zij moet wachten tot jij niet in de kamer bent. Het gedrag moet niet uitgesteld worden om niet geconfronteerd te worden met de harde aanpak, maar de groep moet van binnenuit komen tot een gedragswijziging. 
Wil je de groep kunnen beïnvloeden dan moet je tot hun “roedel” gaan behoren. Doordat ze ervaren hebben dat je hun handelen niet meteen afkeurt. Dat je respect voor hen hebt en begrijpt waarom ze doen wat ze doen. Zelf ook deel uit kan maken van hun beleving van de wereld en van de groep. Maar ze moeten ook weten dat je andere en eigen zienswijzen hebt. Sommige daden en zienswijzen afkeurt. Ze accepteren dat omdat je één van de groepsleden bent en de groep het belangrijk vindt om respect te hebben voor de mening van andere groepsleden. Zeker als zo’n groepslid blijk heeft gegeven verstandig te zijn. Ze zijn trots dat een lid van hun groep intelligent is. Maar dat alles kost dus tijd. Er gaat een traject vooraf aan het beïnvloeden van de groep. Natuurlijk kan je ze ook een zwembadverbod geven vergelijkbaar met een stadionverbod bij voetbal. Hooguit verplaats je het probleem naar de straat, de dansgelegenheid of elders. Jaren van stadionverboden hebben de hooligans ook niet tegen gehouden al willen de hardliners anders doen geloven. 
Ik wens je succes met deze moeilijke klus. Men verwacht toch een antwoord dat tegemoetkomt aan de wens om NU een eind te kunnen maken aan de frustratie die bepaald gedrag oplevert. Ook de lezers/toehoorders willen antwoorden die passen bij hun beleving en zienswijze. Ook zij willen graag dat je laat blijken tot hun roedel te willen behoren. Lastig, maar laat je niet ontmoedigen.

Succes
Illya

—————————

Op do 29 aug. 2019 om 16:25 schreef Griet Vandermassen <griet.vandermassen@ugent.be>:

Dag Illya,

Dank voor je uitgebreide reactie. Ik heb geprobeerd om iets van jouw suggesties in de column te verwerken. Ik heb hem daarnet verstuurd (een stuk over mijn deadline), maar hij is gelukkig prima bevonden.

Je vindt hem in bijlage. Ik hoop dat je jezelf kunt vinden in wat ik over jouw ervaring schrijf. Moest je iets echt veranderd willen zien, dan kan dat nog. Hij verschijnt om 17u in de digitale avondkrant.

Groetjes,
Griet


Op 29/08/19 om 16:28 schreef Ruben Jongeneel:

Prima stuk heb je geschreven. Ik zou willen dat ik zo kon schrijven.

Groet, Illya

From: Griet Vandermassen <griet.vandermassen@ugent.be>
Sent: Thursday, August 29, 2019 4:47:28 PM
To: Ruben Jongeneel <anarchillya@gmail.com>
Subject: Re: column

🙂 fijn dat ik je expertise mocht lenen!

Waarom mannen vechten

COLUMN 

Griet Vandermassen

Het voetbal rijgt de incidenten met supporters aan ­elkaar. Knokpartijen, vernielingen, fans op het veld, rookbommen en vuurpijlen, tot en met een vuurpijl in het bezoekende supportersvak: hooliganisme lijkt weer springlevend. Het is antisociaal, zelfs crimineel ­gedrag. Toch hebben de meeste vechtersbazen wellicht geen antisociale persoonlijkheid. Het zijn doorsneemannen, opgezweept door tribale passies. ‘Wij’ tegen ‘zij’, de vijand.

Die herken je aan zijn kleuren. Al bij de Romeinse wagenrennen, met zijn vier kampende facties, tooiden fans zich met de kleur van hun favoriete team om het luidkeels aan te moedigen. Achteraf gingen ze met ­elkaar op de vuist. Dat duizenden volwassen mannen zich zo lieten meeslepen door galopperende paarden en hun menners, kon er bij schrijver Plinius de Jongere niet in. Als het ze nu nog om snelheid of vaardigheid ging, verzuchtte hij. Maar het enige wat telt, is de kleur van een kledingstuk.

Zeggen dat je groepen mannen makkelijk tegen ­elkaar kunt opzetten, is een under­statement. Heel wat mannen krijgen een boost van vechten. Volgens antropologen doet zowat een derde van de stammengemeenschappen regelmatig aan ‘oorlogje spelen’: mannen van naburige dorpen bestoken elkaar met stenen, speren of ­andere projectielen tot een van beide partijen opgeeft. Paintball van de ­gevaarlijke soort. En naar verluidt grote fun.

Vrouwen zijn eveneens in staat tot geweld, maar ze zullen niet gauw een voetbalveld bestormen of elkaar voor de lol met knuppels te lijf gaan. Groeps­geweld is een mannenzaak, en mannen genieten ervan. Doen ze het niet zelf, dan kijken ze er graag naar, getuige hun voorliefde voor ­actiefilms of voor het geritualiseerde groepsgeweld van een teamsport als voetbal. In de sociologie heerst een blinde vlek voor dit opmerkelijke sekseverschil. Agressie dient als uitlaatklep voor frustratie, lees je bijvoorbeeld. Waarom slaan gefrustreerde vrouwen dan niet aan het bakkeleien? Tegen mannen delven ze het onderspit, maar niets belet hen om onderling eens af te spreken om elkaar ineen te timmeren. Alleen ontgaan de charmes van een bloedige freefight hen volledig.

Ze ontgaan ook veel onderzoekers in de menswetenschappen. Vechten staat zo ver van hun leefwereld dat het een louter negatief rapport krijgt, als een uiting van frustratie of van toxische mannelijkheid. Voor een stuk is dat terecht. Mannelijke agressie heeft de wereld ontzettend veel schade berokkend. Maar vechten verwerpen als een uiting van barbaarse mannelijkheid ­levert ons geen inzicht in de aantrekkingskracht ervan, en leert ons niet hoe die impuls in positieve banen te ­leiden. Die duikt al vroeg in de kindertijd op, in het speelgedrag van jongens. Ze vinden het heerlijk om wild en competitief te stoeien, elkaar na te zitten en denkbeeldige vijanden te bestrijden. Spelen traint ­jongens in krijgerschap, zegt literatuurwetenschapper Jonathan Gottschall. Tegelijk stellen ze hiermee een pikorde op. Kracht en atletische vaardigheid betekenen respect van de andere jongens.

Mannen zijn ­gevormd door miljoenen jaren competitie, om vrouwen en tegen andere groepen. Dat geweld hen een kick kan geven, hoeft niet te verwonderen. ‘Een ­andere man fysiek domineren werkt bedwelmend’, noteert Gottschall. Even verslavend vindt hij de gevoelens van broederschap die een gevecht opwekt. De omhelzing nadat je elkaar­ half verrot hebt geslagen, gaat emotioneel bijzonder diep. Die broederschap kan op het slagveld bijna mystieke vormen aannemen, weten we van oorlogsveteranen. ­Velen omschrijven samen strijden ­tegen de vijand als de hel en de ­hemel tegelijk, door een diepe kameraadschap die ze nadien nooit meer hebben ervaren.

De kans is klein dat vrouwen een georganiseerde bende vormen die er op zint om elders keet te gaan schoppen. Dat is wel het geval met groepen allochtone jongeren of groepen hooligans die vanuit Antwerpen of Brussel naar domeinen in heel Vlaanderen reisden om daar de boel op stelten te zetten. Beleidsmakers zitten met de handen in het haar. Die jongeren laten zich niet afschrikken door een harde aanpak. Ze zochten de confrontatie met redders of de politie net op. Ondervraging door de politie of een tijdje in de cel doorbrengen vonden ze cool.

Hetzelfde vernam ik van de Nederlandse expert in de preventie van hooligangeweld Illya Jongeneel. Hoe groter de politiemacht, hoe meer de hooligans juichen. Geen politie vinden ze maar niks. De confrontatie met de vijand geeft een enorme kick, vooral door de sterke groepsverbondenheid die daardoor ontstaat. Die expert kan het weten, want hij ondervond het zelf. Vijfendertig jaar lang infiltreerde hij in hooliganmiddens. Hij stond tegenover agenten te paard en voelde de adrenaline stromen. Maar vooral: hij ervoer een elementair, diep bevredigend gevoel van broederschap dat hem voordien vreemd was.

Over de tijden en culturen heen hebben krijgers een soortgelijke ervaring beschreven. Oorlog was voor velen zowel de hel als de hemel. De hel vanwege de angst en het leed, de hemel vanwege de kick een vijand te bevechten en de diepe onderlinge band die dat schept.

Dit band of brothers-gevoel is belangrijk om hooliganisme en ander mannelijk groepsgeweld te begrijpen. Het is wellicht geen toeval dat de leden van die groepen vaak uit gemarginaliseerde milieus komen. Binnen hun groep vinden ze de verbondenheid en het respect waarnaar ze verlangen.

Griet Vandermassen is filosofe en auteur.

Zie ook: Emoties bepalen ons denken